Zo kon het toch niet zijn,
plotseling zonk m'n zon,
dagen kortten terwijl ik al trager leek,
het blauw in m'n ogen verbleekt.
Zo kon het toch niet zijn,
dat alles waarin ik ooit geloofde,
zo onbetrouwbaar en vaag kon zijn,
mijn hoofd en mijn wereld te klein.
Ik schiep m'n aarde,
hield me overeind,
met sterke verhalen op rijm,
bergen en dalen verkleind,
dat is waar ik groot in kon zijn.
Nu doof ik m'n heetste vuur,
met water van woorden,
koele wijsheid,
verjaag al m'n geesten en leef voor altijd,
met de waarheid (m'n steun in de strijd).
Een onbeschreven blad,
maagdelijk wit en zo geduldig,
ik geef je m'n woord, m'n ziel, m'n taal,
zo kom ik steeds op verhaal.
Ik schiep m'n aarde,
hield me overeind,
met sterke verhalen op rijm,
bergen en dalen verkleind,
dat is waar ik groot in kon zijn.
Ik schiep m'n aarde,
hield me overeind,
met sterke verhalen op rijm,
bergen en dalen verkleind,
dat is waar ik groot in kon zijn.
Dat is waar ik groot in kon zijn.
|